Mijn eerste auto, voor mij een onvoorwaardelijke liefde. Rationeel gezien weet ik heus wel dat het geen fantastische auto is. Maar het gevoel dat de auto écht van mij is, dat maakt mij trots als een pauw als ik achter het stuur kruip. Met een glimlach op mijn gezicht denk ik aan mijn Suzuki Alto uit 1997. Als ik eraan denk, hoor ik meteen het brommetje van de 1.0 viercilindermotor in mijn oren.
Goed, er is een aantal kritische punten te noemen. Eigenlijk is het een soort veredelde kart, dat lijkt mij de beste omschrijving. Een klein koekblikje die al bij 50 kilometer per uur zo’n lawaai maakt dat je tegen je bijrijder moet schreeuwen om een conversatie te kunnen voeren. Met vier mensen erin kruip je maximaal met 80 kilometer per uur op over de snelweg en dan heb ik het nog niet eens over de yoga posities die de personen achterin moeten aannemen. Erg zuinig is ze ook niet, maar dat is grotendeels aan mijn rechtervoet te wijten.
De uitrusting van een standaard Alto uit die tijd is eigenlijk best triest. Ik rij de ‘luxe’ versie, waar bijbetaald is voor een make-upspiegeltje en een klokje in het dashboard. De auto heeft geen centrale deurvergrendeling, de ruit rol je handmatig naar beneden en je zijspiegels moet je van buitenaf verstellen. Genoeg nadelen.
Tijd voor positieve punten. Misschien is het omdat ik bevooroordeeld ben, maar ik vind het uiterlijk van de Alto zo lieflijk. Als ik er een zie staan heb ik bijna de neiging om hem even een knuffel te geven. Mijn Alto is natuurlijk helemáál het einde; opgeleukt met roze pluchen details van binnen en buiten. Ze heeft zelfs een mooi lederen tweespaaks stuurwiel die heerlijk in de hand ligt. En parkeren is geen enkel probleem, overal manoeuvreer ik mijn kleine Altootje tussen.
Je zou het misschien niet denken, maar binnen de bebouwde kom trekt ze lekker snel op. Bij de stoplichten laat ik zelfs menig Golfje achter me. En met een topsnelheid van 160 kilometer per uur kan de Alto voor zijn formaat en leeftijd flink hard!
Laten we eerlijk zijn, ze is toch gewoon een schatje?
Door Judith Schuurhuis